E.M. Donk / C. Klomp
Samenvatting
C. Klomp heeft in het artikel "Burgerjournalisten nemen zichzelf totaal niet serieus"
ook aandacht besteed aan E.M. Donk (klager). Hierbij heeft Klomp de ten
aanzien van klager gestelde feiten niet afdoende onderbouwd. Ook heeft
Klomp ten onrechte nagelaten om wederhoor bij klager toe te passen. De
klacht is daarom gegrond. De Raad doet de aanbeveling aan Klomp om deze
conclusie ruimhartig te publiceren.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van
E.M. Donk
tegen
C. Klomp
De heer E.M. Donk (klager) heeft op 14 mei 2025 een klacht ingediend
tegen de heer C. Klomp. Bij de beoordeling van de klacht is verder
correspondentie van partijen betrokken van 27 en 28 mei 2025, en van 12
en 17 juni 2025.
De klacht is behandeld op de zitting van de Raad van 11 juli 2025 in
aanwezigheid van klager, die zijn standpunt heeft toegelicht aan de hand
van een notitie. Klomp is daar niet verschenen.
DE FEITEN
Op 10 mei 2025 heeft Klomp op zijn website een artikel gepubliceerd met de kop "Burgerjournalisten nemen zichzelf totaal niet serieus". Het artikel bevat onder meer de volgende passage:
"Al eerder hadden we Eric Donk, jarenlang het gewillige hulpje van
de meermaals veroordeelde complotdenker […], die met zijn gedateerde
camera louter naar rechtszaken gaat waar hij zelf een complot omheen
bedenkt. Inmiddels mag hij al geruime tijd niet filmen in de rechtbank
van Rotterdam na bedreigende teksten aan het personeel en de
constatering dat hij al vier jaar geen werk meer publiceert."
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Klager stelt – samengevat – het volgende. Het artikel bevat een
aantal feitelijke onjuistheden. Zo is ten onrechte gesteld dat hij
rechtbankmedewerkers heeft bedreigd en dat hij geen zittingen mag filmen
omdat hij al vier jaar niets heeft gepubliceerd. Op de website van
Klomp zelf is te zien dat klager in de afgelopen jaren meerdere
rechtszittingen op beeld heeft vastgelegd. Verder zijn er geen aangiften
van bedreigingen tegen klager ingediend door medewerkers van de
rechtspraak.
Op de zitting licht klager toe dat hij een afbeelding van een e-mail van
de persvoorlichter van de rechtbank Rotterdam naar Klomp heeft
gestuurd. In die e-mail stelt de persvoorlichter: "We hebben je al meerdere malen laten weten dat we vanwege geuite bedreiging geen verzoeken van jou in behandeling nemen."
Het filmverbod was oorspronkelijk gebaseerd op de stelling van de
persvoorlichter dat klager vier jaar geen video's zou hebben
gepubliceerd. Dat was een onvolledig onderzoek, maar klager heeft geen
medewerkers van de rechtbank bedreigd. Volgens klager was de handelwijze
van de rechtbank dan ook onrechtmatig. Daarom heeft hij Klomp van de
afbeelding voorzien, om zelfstandig onderzoek daarnaar te doen.
Daarnaast heeft Klomp geen voorbeelden kunnen geven van door klager
verzonnen complotverhalen rondom rechtszittingen die hij heeft bezocht.
Op de zitting licht klager toe dat hij met de in de gewraakte passage
bedoelde complotdenker heeft samengewerkt, maar vóórdat deze
strafrechtelijk was veroordeeld. In de zaak waarnaar Klomp in zijn
verweer verwijst, was het niet klager die de vragen stelde aan de
beschuldigde. Ten slotte voert klager aan dat Klomp ten onrechte geen
wederhoor heeft gepleegd en weigert in te gaan op een verzoek tot
rectificatie.
Klomp stelt hier – eveneens samengevat – het volgende tegenover. Het
is correct dat klager niet mag filmen in de rechtbank Rotterdam na
bedreigende teksten. Dit volgt uit een e-mail van de persvoorlichter van
de rechtbank Rotterdam die aan klager is gericht. Dat klager de
afgelopen vier jaar niets heeft gepubliceerd is geen stelling van hem,
maar letterlijk een constatering van de rechtbank in Rotterdam. Dit
staat ook zo in het artikel. Verder heeft klager jarenlang samen met de
in de passage bedoelde complotdenker complotverhalen gepubliceerd, onder
meer in een zaak, waarin hij met draaiende camera een van de
beschuldigden heeft ondervraagd.
Ten slotte heeft Klomp laten weten niet te verschijnen op de zitting van
de Raad. Hij ziet de klacht als een wraakexercitie en vindt dat hij
zijn tijd beter kan besteden dan ingaan op onzinnige klachten.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
De kern van de klacht bestaat uit de volgende onderdelen:
– het artikel bevat feitelijke onjuistheden en ongefundeerde beschuldigingen aan het adres van klager;
– er is ten onrechte geen wederhoor toegepast.
De Raad zal zich bij de beoordeling tot deze kern beperken.
Voorop staat dat de journalist en zijn redactie vrij zijn in de
selectie van nieuws. Het is aan de journalist om te bepalen vanuit welke
invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het
bericht wordt gebracht. Dat neemt niet weg dat het belang dat met een
publicatie is gediend, moet worden afgewogen tegen de belangen die
eventueel door de publicatie worden geschaad.
Daarbij geldt ook dat beschuldigingen alleen mogen worden gepubliceerd
wanneer is onderzocht of daarvoor een deugdelijke grondslag bestaat. Wie
beschuldigd wordt, dient bovendien voldoende gelegenheid te krijgen om,
bij voorkeur in dezelfde publicatie, te reageren op de aantijgingen.
Verder ziet de Raad zich voor de vraag gesteld of de publicatie een
column is, waarin stijlmiddelen als overdrijven en bewust eenzijdig
belichten geoorloofd zijn, dan wel een louter opiniërend stuk, waarbij
in beginsel geen wederhoor behoeft te worden toepast.
Naar het oordeel van de Raad is dat niet het geval. Voor de lezer is
onvoldoende duidelijk dat het artikel alleen de mening van Klomp bevat.
Met name het gedeelte dat gaat over klager, is als feit gepresenteerd.
Aldus is sprake van een vermenging van de mening van Klomp en een
feitenrelaas. Het artikel is dus niet louter opiniërend waardoor het
daarop toegespitste, ruimere beoordelingskader niet van toepassing is.
Klomp heeft onvoldoende onderbouwd dat klager "louter naar rechtszaken gaat waar hij zelf een complot omheen bedenkt".
Het door Klomp gegeven voorbeeld biedt onvoldoende onderbouwing voor
deze stelling omdat daarin de actieve rol van klager niet duidelijk is.
Klager heeft op de zitting verklaard dat een ander persoon de
interviewer was. Bovendien heeft klager onbetwist gesteld en op de
zitting onderbouwd, dat hij in de afgelopen jaren wel degelijk werk
heeft gepubliceerd en dat Klomp daarvan ten tijde van het verschijnen
van het artikel op de hoogte was. Dat de rechtbank zou hebben
geconstateerd dat klager de afgelopen vier jaar niets publiceerde, is
niet af te leiden uit het overgelegde mailbericht van de rechtbank.
Ten slotte stelt de Raad vast dat klager in het artikel duidelijk
wordt gediskwalificeerd. Klomp had daarom wederhoor bij klager moeten
toepassen en hij heeft dit ten onrechte nagelaten.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht gegrond is.
Overigens betreurt de Raad het dat Klomp niet naar de zitting is gekomen om zijn handelwijze toe te lichten.
Relevante punten uit de Leidraad: A., B.3 en C.
Relevante eerdere conclusies (onder meer): RvdJ 2023/22, RvdJ 2023/5 en RvdJ 2014/50
CONCLUSIE
De klacht is gegrond.
De Raad doet de aanbeveling aan Klomp om deze conclusie integraal of in samenvatting te publiceren.
Zo vastgesteld door de Raad op 22 september 2025 door mr. J.J. van
Eck, voorzitter, J. Hoogenberg, M. ten Katen, Y. Lange en A. Pruis,
leden, in tegenwoordigheid van mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. G.
Kamminga, plaatsvervangend secretaris.